Autofabrikant André Citroën besloot in 1935 een auto te ontwikkelen die geschikt zou moeten zijn voor het ruige Franse platteland: de TPV, oftewel Toute Petite Voiture . Projectleider en stuwende kracht Pierre-Jules Boulanger omschreef het doel als 'een paraplu op vier wielen'. Op basis van marktonderzoek werd besloten dat het een voertuig moest worden dat twee boeren met 50 kilogram aardappelen kon vervoeren of een vat met 50 liter wijn. Ook gaat het verhaal dat het mogelijk zou moeten zijn om een schaap in de auto mee te nemen. De auto moest hierbij zo comfortabel zijn dat eieren in een mand niet zouden breken wanneer de auto over een stuk omgeploegd land zou rijden. Overige eisen waren dat de auto vooral zuinig, betrouwbaar, goedkoop en eenvoudig te bedienen moest zijn. Een boerin moest ermee naar de markt kunnen rijden. 's Zondags moest de boer er met een hoed op in passen zodat hij per auto naar de kerk kon. Het uiterlijk van de wagen werd niet belangrijk geacht.
Er werd een auto ontwikkeld die aan het merendeel van die eisen voldeed, maar hij was zeker nog niet klaar voor productie. Citroën was van plan een prototype van de auto te presenteren op de Salon d'Automobile van oktober 1939, maar vanwege de Tweede Wereldoorlog werd de Salon afgelast.
Citroén Protype 2cv 1939 van Norev 1/43
deze 2cv is genummerd 02703
http://www.youtube.com/watch?v=Yo8CZnku3OI